NL Nederlands wooordenboek: belasteren
belasteren heeft 108 vertalingen in 7 talen
vertaling van belasteren
- blacken [persoon]
- denigrate [persoon]
- defame [persoon]
- vilify [persoon] (formal)
- disparage [persoon]
- malign [persoon]
- slander [persoon]
- libel [persoon]
- calumniate [persoon, blasfemeren] (formal)
- drag through the mud [persoon]
- taint [reputatie]
- contaminate [reputatie]
- defile [reputatie]
- blaspheme [blasfemeren]
- sully [persoon] (formal)
- besmirch [persoon] (formal)
- traduce [algemeen] (formal)
- scandalize [persoon]
- badmouth [persoon]
NL ES Spaans 19 vertalingen
- ofender (v) [blasfemeren, algemeen, persoon]
- difamar (v) [algemeen, blasfemeren, persoon]
- denigrar (v) [algemeen, blasfemeren, persoon]
- calumniar (v) [algemeen, blasfemeren, persoon]
- hablar mal de (v) [blasfemeren, persoon, algemeen]
- injuriar (v) [algemeen, blasfemeren, persoon]
- humillar (v) [algemeen, blasfemeren, persoon]
- afectar (v) [persoon, reputatie]
- manchar (v) [reputatie, persoon]
- ensuciar (v) [persoon, reputatie]
- arruinar (v) [persoon, reputatie]
- mancillar (v) [persoon, reputatie]
- desacreditar (v) [algemeen, blasfemeren, persoon]
- blasfemar (v) [persoon, blasfemeren, algemeen]
- desprestigiar (v) [persoon, reputatie]
- mancharse (v) [persoon, reputatie]
- ensuciarse (v) [persoon, reputatie]
- macular (v) [persoon, reputatie]
- deshonrar (v) [algemeen, blasfemeren, persoon]
NL FR Frans 13 vertalingen
- ternir [reputatie, persoon]
- dénigrer [algemeen, blasfemeren, persoon]
- calomnier [algemeen, blasfemeren, persoon]
- médire [algemeen, blasfemeren, persoon]
- diffamer [algemeen, blasfemeren, persoon]
- dire du mal de [algemeen, blasfemeren, persoon]
- salir [persoon, reputatie]
- entacher [persoon, reputatie]
- souiller [persoon, reputatie]
- blasphémer [algemeen, blasfemeren, persoon]
- discréditer [algemeen, blasfemeren, persoon]
- noircir [persoon, reputatie]
- déconsidérer [algemeen, blasfemeren, persoon]
NL DE Duits 12 vertalingen
- beflecken (v) [reputatie]
- beschmieren (v) [persoon]
- beschmutzen (v) [persoon]
- besudeln (v) [persoon, reputatie]
- anschwärzen (v) [persoon]
- verleumden (v) [algemeen, blasfemeren, persoon]
- verunglimpfen (v) [persoon]
- diffamieren (v) [algemeen, persoon]
- schlecht machen (v) [persoon]
- beschimpfen (v) [blasfemeren]
- lästern (v) [blasfemeren]
- schmähen (v) [blasfemeren]
NL IT Italiaans 14 vertalingen
- denigrare (v) [blasfemeren, algemeen, persoon]
- diffamare (v) [algemeen, blasfemeren, persoon]
- svilire (v) [algemeen, blasfemeren, persoon]
- infamare (v) [algemeen, blasfemeren, persoon]
- calunniare (v) [algemeen, blasfemeren, persoon]
- guastare (v) [persoon, reputatie]
- macchiare (v) [persoon, reputatie] {m}
- sporcare (v) [persoon, reputatie] {m}
- insudiciare (v) [persoon, reputatie]
- rovinare (v) [persoon, reputatie]
- contaminare (v) [reputatie, persoon]
- infangare (v) [persoon, reputatie]
- screditare (v) [algemeen, blasfemeren, persoon]
- bestemmiare (v) [algemeen, blasfemeren, persoon]
NL PT Portugees 12 vertalingen
- denegrir (v) [blasfemeren, algemeen, persoon]
- difamar (v) [algemeen, blasfemeren, persoon]
- sujar a imagem de (v) [algemeen, blasfemeren, persoon]
- caluniar (v) [algemeen, blasfemeren, persoon]
- falar mal de (v) [algemeen, blasfemeren, persoon]
- jogar na lama (v) [persoon, blasfemeren, algemeen]
- desacreditar (v) [algemeen, blasfemeren, persoon]
- manchar (v) [persoon, reputatie]
- sujar (v) [persoon, reputatie]
- blasfemar (v) [algemeen, blasfemeren, persoon]
- macular (v) [persoon, reputatie]
- vilificar (v) [algemeen, blasfemeren, persoon]
NL SV Zweeds 19 vertalingen
- ärekränka (v) [blasfemeren, persoon, algemeen]
- förtala (v) [algemeen, blasfemeren, persoon]
- nedsvärta (v) [algemeen, blasfemeren, persoon]
- tala illa om (v) [algemeen, blasfemeren, persoon]
- svärta ned (v) [blasfemeren, persoon, algemeen]
- smäda (v) [algemeen, blasfemeren, persoon]
- smutskasta (v) [algemeen, blasfemeren, persoon]
- fläcka (v) [persoon, reputatie]
- besudla (v) [persoon, reputatie]
- skymfa (v) [algemeen, persoon, blasfemeren]
- nedvärdera (v) [algemeen, blasfemeren, persoon]
- häda (v) [algemeen, blasfemeren, persoon]
- skamfila (v) [persoon, reputatie]
- vanära (v) [persoon, reputatie]
- svärta (v) [reputatie, persoon]
- smutsa (v) [persoon, reputatie]
- baktala (v) [algemeen, blasfemeren, persoon]
- beljuga (v) [algemeen, blasfemeren, persoon]
- misskreditera (v) [algemeen, blasfemeren, persoon]
Woorden voor en na belasteren
- belas
- belast
- belastbaar
- belasten
- belasten met
- belastend
- belaster
- belasterd
- belasterde
- belasterden
- belasteren
- belasterend
- belastering
- belastert
- belasting
- belasting toevoegen'toegevoegde waarde
- belasting heffen op
- belasting op de toegevoegde waarde
- belasting op minerale oliën
- belastingaangifte
- belastingaanslag