NL Nederlands woordenboek van onvervoegd werkwoord naar onvoltooid verleden toekomende tijd
- Onvervoegd werkwoord
- onvervreemdbaar
- onvervreemdbaar recht
- onvervuild
- onverwacht
- onverwachte aanval
- Onverwachte oefening
- onverwachtheid
- onverwachts
- onverwachts verschijnen
- onverwezenlijkbaar
- onverwijld
- onverwoestbaar
- onverwoordbaar
- onverzadigbaar
- onverzadigd
- onverzettelijk
- Onverzettelijk persoon
- onverzettelijke
- onverzettelijkheid
- onverzoenlijk
- onverzorgd
- onverzorgdheid
- onvindbaar
- onvoldaan
- onvoldoende
- onvoldoende hebben
- onvoldoende presteren
- onvoldoende zijn
- onvoldoende zijn voor
- onvoldragen
- onvolgroeid
- onvolgroeid blijven
- onvolkomen
- onvolkomenheden
- onvolkomenheid
- onvolledig
- Onvolledige gedaanteverwisseling
- onvolledigheid
- Onvolledigheidsstelling
- Onvolledigheidsstellingen van Gödel
- onvolmaakt
- onvolmaaktheid
- onvolprezen
- onvoltooid
- onvoltooid deelwoord
- onvoltooid toekomende tijd
- onvoltooid toekomstige tijd
- onvoltooid verleden tijd
- Onvoltooid verleden toekomende tijd